Ze hebben het gevoel dat ze het allemaal maar moeten kunnen

Het woord ‘mantelzorger’ staat niet op iemands voorhoofd. Maar als iemand met vermoeidheidsklachten in mijn spreekkamer komt, gaat er wel een belletje rinkelen.

Al tientallen jaren ben ik een gevestigd huisarts bij Zorggroep Almere. Daarom ken ik veel bewoners. Van een aantal families komt zelfs vier generaties in mijn spreekkamer. Als huisarts heb je een belangrijke signaleringsfunctie. Het woord ‘mantelzorger’ staat niet op iemands voorhoofd. Toch pik ik het als huisarts toch redelijk snel op als iemand mantelzorger is. De meest voorkomende klacht is oververmoeidheid. In de spreekkamer vertellen mensen bijvoorbeeld dat ze naast hun werk en de verzorging van de kinderen ook nog vier keer per week langs moeder gaan. Vaak vragen ze zich dan af waar hun vermoeidheidsklachten vandaan komen.

Het probleem ligt vooral in het feit dat mantelzorgers niet altijd hulp zoeken. Ze hebben het gevoel dat ze het allemaal moeten kunnen. Als ik hen dan doorstuur naar het wijkteam of de VMCA is de hobbel die ze moeten nemen vaak erg groot. Ze moeten dan toegeven dat ze het niet (meer) aankunnen. Naast de overbelasting van de mantelzorger zie je ook vaak dat de zorgvrager heel erg claimt. Het zorgen voor wordt als vanzelfsprekend gezien. ‘’Kan je niet vier keer per week langskomen in plaats van drie?’’. En durf daar maar eens nee op te zeggen.

Zelf heb ik ook ervaring als mantelzorger. Naast mijn werkweek van 40 uur bezoek ik mijn ouders eenmaal per week een paar uur en dan help ik hen met dingen die ze niet meer kunnen. Verder begeleid ik ze, als ik kan, bij ziekenhuisbezoek. We hebben ook dagelijks contact over hoe het met hen gaat. Mijn broer en neven doen trouwens ook heel veel voor mijn ouders. Daar bof ik erg mee. Ik zie vaak dat één iemand de volledige zorg op zich neemt. Dat is niet eerlijk, maar zo gaat het in de praktijk helaas wel. Aangezien ik mantelzorg bied aan mijn ouders, kan ik me goed verplaatsen in alle tijd en energie die het een mantelzorger kost. De tips die ik in de spreekkamer mee geef zijn altijd: neem genoeg rust, doe leuke dingen en laat het ook eens aan een familielid over.

Ik heb verschillende situaties waarin mantelzorgers onder andere door de VMCA hun hoofd boven water hebben kunnen houden. Zo kwamen Maarten en Sabina als zoon en dochter van Karel in mijn spreekkamer. Karel was dementerend en eigenlijk ging het behoorlijk bergafwaarts. Hun vader wilde niet toegeven dat hij aan het dementeren was, wat het voor Maarten en Sabina heel lastig maakte. Zorg bieden aan iemand die zelf niet gelooft dat hij ziek is, lijkt hopeloos. Ik kon op dat moment niets anders dan het begeleiden van deze familie. Ik wees hen op de wijkverplegers en op de mogelijkheden van een buddy via de VMCA. De zorg kreeg namelijk een te grote impact op hun leven, omdat het steeds intensiever en zwaarder werd. Ondersteuning van mij en de VMCA is gelukkig net op tijd gekomen. (interview uit 2016)